Onfeilbaar

pagina 45 t/m 46

‘Weet je hoe je rooms-katholieken kunt stangen?’

Een collega vroeg het me, tijdens het middagmaal, nadat eerder al aan een andere collega, die moslim is, gevraagd was waarom een varken een onrein dier is. Terwijl ik de stellige indruk had dat de vraagsteller daar totaal niet in geïnteresseerd was. Die hoopte alleen maar een antwoord te krijgen dat reeds bestaande opvattingen over de Islam zou bevestigen.

In zekere zin lijken ongelovigen sprekend op gelovigen: gedreven door hun twijfels zoeken ze naar bevestiging.

‘Weet je hoe je rooms-katholieken kunt stangen?’

Ik zei dat ik geen enkele behoefte had om rooms-katholieken te stangen en dus ook niet geïnteresseerd was in het antwoord. Kreeg ik het toch! Het deed mijn waardering voor Jehova’s getuigen toenemen. Die gaan altijd gewoon weg als je zegt geen belangstelling te hebben. En nog vriendelijk ook. Maar deze boodschapper ging onomzeilbaar verder.

‘Dan moet je zeggen dat ze geloven dat de paus onfeilbaar is en dat…’

‘Dat geloven ze helemaal niet.’

Ik liet mijn collega niet uitpraten. Waarom zou ik? Mijn beleefde poging om het gesprek te beëindigen had al gefaald, dus ik verlaagde me maar tot zijn niveau van wederzijds respect, of het gebrek daaraan.

‘Rooms-katholieken geloven helemaal niet dat de paus onfeilbaar is’, sprak ik langs hem heen. ‘Ze geloven alleen dat de uitspraken die hij ex cathedra doet onfeilbaar zijn. En die doet hij maar hoogst zelden.’

De spreker – het woord gesprekspartner dekt de lading niet – ging ongestoord verder. De monoloog zou geen andere wending krijgen dan hij zich had voorgenomen. Het door mij gezegde was ongehoord.

‘Dan moet je vragen wie nu eigenlijk zegt dat de paus onfeilbaar is, en dan blijkt dat de paus zelf te zijn, maar dat zegt natuurlijk niets want…’

Ik onderbrak weer – wie redeloos is kun je niet in de rede vallen – en vertelde dat wij docenten wat dat betreft niet veel beter in elkaar steken. Als een student mijn tentamenvragen anders beantwoordt dan ik zelf zou doen, dan reken ik het zijne fout en ga ik niet aan het mijne twijfelen.

Maar wie zegt dat ik er niet naast zit?

Zo zwetsten we volledig langs elkaar heen. We maakten allebei een praatje, ieder het zijne. Mijn interrupties waren niet hinderlijk, want we luisterden toch niet naar elkaar. Het was in zekere zin een zinvol gesprek. Ik werd namelijk bevestigd in mijn vooroordeel dat het zelden verschil maakt wat je zegt. De vraag of ik wist hoe je een roomse broeder zou moeten stangen: het antwoord deed er niet toe. Het tegenspreken van de leer van de onfeilbaarheid: geen enkel effect.

Later zocht ik het na op Wikipedia, de bron die niet alles weet, maar wel meer dan ik.

Als een paus iets ‘ex cathedra’ afkondigt, dan heet hij onfeilbaar te zijn. Sinds het Eerste Vaticaans Concilie in 1870 het dogma van de onfeilbaarheid heeft afgekondigd, heeft slechts eenmaal een paus ex cathedra gesproken, namelijk Paus Pius XII, die in 1950 het dogma van de tenhemelopneming van Maria afkondigde.

Eén keertje maar… ik vraag me af hoe vaak ik in mijn korte leven al van mezelf gedacht heb dat ik er onmogelijk naast kon zitten.

Als protestant denk ik: die tenhemelopneming van Maria, daar staat in de hele Bijbel niets over. Maar het geloof van rooms-katholieken gaat verder dan Paulus en Petrus. Protestanten geloven gewoon minder.

Maria-Tenhemelopneming: ik heb het niet eens in de Zoekmachine getikt, want ik geloof het zo wel dat dat nergens in de Bijbel voorkomt.

‘Onfeilbaar’ ook niet trouwens.