Liefhebben

pagina 152 t/m 154

‘Als je lief bent, heb ik straks iets lekkers voor je.’

Pedagogisch schijnt dat goed te zijn: positief gedrag stimuleren door een beloning in het vooruitzicht te stellen. Een blij vooruitzicht, iets wat je streelt. Je tong, je ego, jezelf. Logisch gezien heb ik er moeite mee. Ik bedoel: als ik rationeel, kritisch, analytisch naar bovenstaande oorzaak en gevolg kijk, dan klopt er voor mijn gevoel iets niet. Dat je een kind een koekje of snoepje geeft omdat het lief is… Van koekjes word je dik en snoepjes slopen je gebit, maar dat bedoel ik nog niet eens.

Het woordje ‘als’ in de bijzin hierboven, geeft een voorwaarde aan en daar wringt het wat mij betreft. Want voorwaardelijke liefde, is dat eigen¬lijk wel liefde? Zo’n kind dat de hele middag loopt te zaniken en etteren, en daarna – zuiver en alleen om dat koekje in de wacht te slepen – besluit om tijdelijk met dat infantiele getreiter te stoppen, mag je dat ‘lief’ noemen? Hebben ‘lief zijn’ en ‘liefhebben’ eigenlijk wel met liefde te maken? Zijn het geen totaal verschillende werkwoorden? Als je ‘als je lief bent’ aan Google Translate voert, komt hij met ‘if you are sweet’, terwijl ‘als je liefhebt’ vertaald wordt met ‘if you love’. Liefhebben heeft met liefde te maken, lief zijn met zoetigheid.

Waar in de Bijbel wordt er gesproken van ‘lief zijn’? Voor elkaar of voor een ander. Voor jezelf, voor God. Voor je moeder of omwille van een koekje.

Hoewel het woord ‘lief’ in alle vertalingen een dikke honderd keer voorkomt – vooral Psalmen en Hooglied doen flink hun best – lukte het me niet om het ergens aan het werkwoord ‘zijn’ te koppelen. Althans niet in die betekenis van hierboven. Even denk ik er eentje gevonden te hebben, in Psalmen.

Ik zal u eeuwig loven om wat u hebt gedaan, ik blijf hopen op uw naam, die goed is, in de kring van wie u lief zijn.

De kring van wie u lief zijn: dat ‘lief’ zegt niet zozeer iets over die kring of die mensen, maar over God die liefheeft. Wij loven God om wat Hij heeft gedaan. Hij heeft ons lief om… ja, waarom eigenlijk?

‘Liefhebben’, dat werkwoord wemelt door de hele Bijbel heen. ‘Lief’ wordt vaak verbonden met ‘hebben’, soms met ‘krijgen’. Maar ik heb ‘lief zijn’ niet kunnen vinden. Gelukkig hebben we Google. Die vindt van alles.

Denk eens aan een ander Lief zijn voor elkander
Geeft elkaar de hand
Wees voor iedereen charmant
Geen geleuter, geen gepeuter,
’t is toch niet zo zwaar!
Lief zijn voor elkaar

Het archaïsche ‘elkander’ in deze tekst doet misschien aan een psalm denken en dat verouderde ‘geeft’ aan een klassiek gezang. Het heeft zelfs iets van Opwekking, gezien de vrolijkheid en de eenvoud van de melodie en de tekst. Maar het is een carnavalslied van het Cocktail Trio.

‘Elkander’ en ‘lief’ zijn woorden die je niet alleen bij hen, maar ook in de Bijbel samen in één tekst kunt aantreffen.

Zijt niemand iets schuldig dan elkander lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld.

Maar bij alle hits die je vindt, kom je geen carnavals-hit tegen.
Ook geen teksten uit het Oude Testament trouwens.
Opeens valt me des te meer op dat Jezus het over een nieuw gebod heeft

Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat ook gij elkander liefhebt.

Een nieuw gebod: heb elkaar lief. Was dat er dan nog niet? Je naaste, de ander liefhebben als jezelf, dat kennen we inderdaad uit het Oude Testa-ment. Eenrichtingsverkeer: het klinkt zelfs nog zuiverder.

Vreemd maar waar: tientallen keren wordt er in de verschillende vertalingen over elkaar (of elkander) liefhebben gesproken. Maar nooit in het Oude Testament. Daar moet het van één kant komen: die van mij.

Even dacht ik toch een tegenvoorbeeld te hebben, een uitzondering.

Zo zegt de HERE der heerscharen: spreekt eerlijk recht en bewijst elkander liefde en barmhartigheid.

Maar daar staat ‘liefde’ en niet ‘lief’. En die woorden wil ik, mede van-wege dat koekje waarover ik begon, toch wel uit elkaar zien te houden.

Kun je iemand ook lief vinden eigenlijk? Ja, maar in de Bijbel doet nie-mand dat. Ik kwam niet veel verder dan weer het Hooglied.

Ik bezweer je, meisjes van Jeruzalem, als jullie mijn lief vinden, wat zeggen jullie tegen hem? Dat ik ziek van liefde ben.

‘Als jullie mijn lief vinden…’ Het lijkt wel een meisje uit Rotterdam, dat hier tot de meisjes van Jeruzalem spreekt.
De liefde doet de naaste geen kwaad.
Maar je kunt er toch ziek van zijn.